Ineke van Geenen is manager bij Kwadraad, een organisatie voor Algemeen Maatschappelijk Werk. Daarnaast is zij fractievoorzitter van het CDA Delft en zeer betrokken bij de jeugd. Hoe ziet zij de rol van Jeugdzorg en hoe is het gesteld met de aandacht voor de jeugd in haar eigen gemeente Delft? Een paar vragen aan de expert. De organisatie moet beter?
“De organisatie binnen de jeugdzorg momenteel erg verkokerd en ondoorzichtig. Hierdoor lopen kinderen waarmee het ernstig is gesteld nog te veel risico’s want zij worden simpelweg niet bereikt door hulpverleners. Ik zie het vooral gebeuren bij stillere meisjes, die daardoor aan het oog van jeugdzorg worden onttrokken, met alle gevolgen van dien. Het CDA Delft heeft dan ook een belangrijk actiepunt geformuleerd: De maatregel waarbij jeugdzorg zo in wordt gericht dat minstens 5% van kinderen met ernstige problematiek wordt bereikt, moet organisatorisch beter worden ingericht. Met een gedegen ingerichte organisatie als basis zal jeugdzorg namelijk niet alleen die 5% bereiken, maar tegelijkertijd ook de kinderen met minder ernstige problemen. En dat is eigenlijk waar het bij Jeugdzorg allemaal om draait: hulp bieden aan kinderen met ernstige problematiek over de gehele breedte. Door de verkokerde organisatie is dat helaas nog niet helemaal het geval.”
Hoe is het gesteld met de Jeugdzorg in Delft?
“Gelukkig loopt de samenwerking in Delft rondom de jeugd behoorlijk goed. De infrastructuur rondom Jeugd en gezin is ingericht en dankzij de aanwezigheid van het Stedelijk Punt Jeugd is er ook de belangrijke aansluiting met het onderwijs. Die laatste is vooral belangrijk omdat de school de plek is waar de kwetsbare kinderen te vinden zijn. Verder ben ik enorm blij met de manier waarop het college in Delft samenwerkt op het gebied van zorg. De wet werken naar vermogen, de transitie van de jeugdzorg en de AWBZ worden als een geheel benaderd. Een model zoals 1 gezin, 1 plan waarbij aan een van de organisaties het budget en daarmee ook de verantwoordelijkheid wordt gegeven biedt kansen voor effectievere samenwerking rondom het kind dat dat het hardste nodig heeft.”
Noem eens een voorbeeld van een geslaagd project?
“Ik noem gelijk het project van de basisschool ‘De Horizon’. Dit is een laagdrempelig project met praktische hulp voor gezinnen die dat echt nodig hebben. De woningcorporatie helpt bijvoorbeeld met de huisvesting, de gemeente helpt met de financiële situatie van de ouders. Daarnaast vinden preventie-activiteiten op school plaats zodat de kinderen er ook echt gebruik van kunnen maken. Samenwerking met andere zwaardere hulpverleningsinstanties zorgt ervoor dat er voor deze kinderen en gezinnen op alle niveaus hulp kan worden gegeven. En natuurlijk passend voor elke situatie. Het ene gezin heeft nu eenmaal meer zorg nodig dan het andere.”
Als ik Minister was dan
“Als ik het landelijk voor het zeggen zou hebben dan zou ik aansturen op het oormerken van middelen voor de meeste kwetsbare groep van kinderen. Vervolgens moet men landelijk monitoren en controleren dat deze middelen ook aan deze 5% kinderen worden besteed, en niet aan andere groepen. Ik blijf hiermee hameren op het feit dat als je de organisatie rondom deze 5% goed inricht, dat je daarmee ook de bredere onderlaag van minder kwetsbare kinderen goed kunt bereiken. Daarbij helpt het als er 1 beleidsterrein met 1 verantwoordelijk komt voor het ‘sociale domein’, namelijk Jeugd. Met daarin passend onderwijs, de transitie jeugdzorg en AWBZ zorg)en de Wet Werken naar Vermogen, zeker op lokaal niveau. De gemeente moet tenslotte regie kunnen blijven voeren. Alleen dan bereik je de jeugd daar waar het echt nodig is” Tips van Ineke voor collega’s:
- De kern van jeugdzorg zoals dit nu door de raad voor de kinderbescherming en bureau jeugdzorg wordt geleverd heeft als kerntaak het vinden en beschermen van de 5% kinderen die dit echt nodig hebben
- Welzijnsorganisaties kunnen meer gebruik maken van sociale media en het Nieuwe werken. Bijvoorbeeld voor het ondersteunen van het meidenwerk of door de cliënt zelf regie te laten voeren over zijn dossier en gegevens.
Blogvraag voor een tweedelijns jeugdzorgaanbieder:
Er wordt nog niet overal optimaal samengewerkt. Dit komt voor een groot deel door de onderlinge concurrentie tussen instellingen. Wanneer is er nu sprake van meerwaarde van samenwerking voor een tweedelijns instelling? Wat is een instelling dan bereidt om daarvoor in te leveren?