Martin Mostert is senior beleidsmedewerker jeugd en maatschappelijke participatie bij de provincie Zuid Holland. Momenteel is hij twee dagen per week werkzaam als beleidsadviseur voor het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland ten behoeve van de transitie jeugdzorg. Hij heeft een ruime advieservaring bij VWS, gemeenten en kennisinstituten voor Jeugd en samenleven. Bij de provincie rondde hij het beleidskader jeugdzorg 2013-2016 af. Bij de provincie is hij eveneens actief ten behoeve van de voorbereiding op de transitie Jeugdzorg naar de gemeenten.
De opgave
Ik vind de transitie Jeugdzorg een grote opgave. Het kan namelijk een nationale ramp worden. De intentie om gemeenten het te laten regelen is goed. Maar om steeds voor een systeemverandering voor de Jeugdzorg te kiezen in plaats van het verbeteren van het bestaande systeem, dat houdt nogal wat risico’s in. Daarnaast gaat de transitie nu gepaard met een grote korting voor gemeenten, terwijl we allemaal weten dat de kosten voor de baten uitgaan. We lopen het risico dat het geld straks bepaalt welke zorg er is. En wie let er dan op de veiligheid en kwaliteit van de zorg? Wie zorgt er dan voor enige bedrijfszekerheid voor de instellingen? Nu is het recht op zorg en de kwaliteit geborgd, waardoor instellingen ook een stuk continuïteit van zorg kunnen bieden. Maar hoe dat straks zit, is allemaal nog onduidelijk. De concept Jeugdwet is inmiddels naar de Tweede Kamer. Wie het advies van de Raad van State leest, het rapport van de Rekenkamer én het rapport van Significant (onderzoek financiële haalbaarheid transitiearrangementen) kan vaststellen dat deze stukken ernstig waarschuwen voor schade. Bij de huidige stand van zaken zijn de gemeenten te weinig in staat tot beleidsmatige sturing terwijl zij financieel een groot risico lopen. Er is een hele grote mate van onzekerheid. Uiterlijk 31 oktober moeten de regio’s transitiearrangementen hebben opgesteld, waarmee cliënten met een indicatie van hun zorg, bij dezelfde aanbieder, verzekerd blijven. Maar hoe kan dat goed gaan als de cijfers van de mei circulaire bedragen van slechts 70-80% laten zien van hetgeen daadwerkelijk nodig is?
Het misverstand
Ik vind het essentieel dat er realisme komt voor wat mogelijk is en wat niet met mensen die in de Jeugdzorg terecht komen. Er is vaak al veel gebeurd met mensen met op één stapeling van problemen, frustraties, hulpverlening en overheidsbemoeienis voordat zij in zorg komen. Ik zie in al die jaren dat ik de Jeugdzorg in mijn portefeuille heb, dat de eigen regie van deze mensen zeer beperkt is geworden door deze op één stapeling. De combinatie van problemen en het gebrek aan vertrouwen in zichzelf, hulpverleners en overheid zorgt ervoor dat eigen regie voeren door ouders marginaal is geworden. Gemeenten moeten zich dan niet rijk rekenen met het inzetten van Eigen kracht conferenties en dergelijke. Er zijn vaak teveel verschillende belangen bij gemoeid, vooral bij ouders zelf waardoor het belang van het kind in het gedrang komt. Zo’n conferentie lost dat niet altijd op. Het is daarom belangrijk dat er ook een partij is die het belang van het kind vooropstelt, zoals Bureau Jeugdzorg (BJZ) nu doet. BJZ maakt nu een objectieve integrale afweging na hoor en wederhoor, als onafhankelijke partij. Dan volgt er indicatie voor de juiste zorg, met een afweging van alle belangen. Hoe dat straks gaat, dat is nog afwachten. Het is in ieder geval belangrijk dat we voorkomen dat de zware zorgvoorzieningen straks vollopen met onbehandelbare kinderen omdat er teveel vertrouwen is in eigen regie, eigen netwerken waardoor we ouders en kinderen te lang laten aanmodderen en problemen van kwaad tot erger worden.
De Kans
Nederland heeft één van de beste jeugdzorgstelsels van de wereld, bewaar daarom ook het goede van het stelsel, gooi niet ‘het kind met het badwater weg’. Ik zie ook dat het stellen van de objectieve indicatie te lang duurt, maar dat kun je bijvoorbeeld voorkomen door de indicatiestelling bij de experts en deskundigen van de instelling neer te leggen. Er is enorm veel expertise en betrokkenheid bij de jeugdzorgwerkers. Het is belangrijk om aan hen te vragen wat werkt en wat niet. En dan even los van de politieke realiteit waar risicomijdend gedrag bij hoort, net als het indekken door administratie en verantwoording. Want de BJZ’s zijn niet het probleem, maar alle regels en de toezichtkaders van het Rijk, die maken het werken haast onmogelijk. Je kunt niet risicoloos werken in hulpverlening. Wel kun je de bestaande organisatie van de Jeugdzorg verbeteren door bijvoorbeeld aanvullend samen te werken met de (jeugd)GGZ. De afgelopen periode hield de GGZ zich namelijk afzijdig van de Jeugdzorg en er was voor ons als provincie dan geen mogelijkheid om hierop te sturen. De nieuwe wet biedt straks meer mogelijkheden om samen te werken. En toegegeven: ook instellingen, uit alle deelsectoren, hebben zich zeker niet altijd voldoende ingespannen om te komen tot integrale samenwerkingsvormen en “ontdubbelen”. Daartoe zitten in het bestaande systeem te veel perverse prikkels.
Goede voorbeelden
Ik zie goede voorbeelden in het land, ook in Zuid-Holland, die aansluiten bij de gedachte van de transitie. Men is gewoon begonnen bij een gemeenschappelijke behoefte, namelijk samen ordentelijke zorg willen bieden. De instellingen zitten aan tafel, met een overheid op afstand, waardoor het over zorg voor kinderen gaat. Ze realiseren daar ketenaansluiting doordat zij onder andere, vroeg instappen en sneller kortdurende zware interventies bieden voor gezinnen. Zo voorkomen zij dat het traject en de mensen doormodderen, problemen verergeren en er, uiteindelijk, echt dure zware, langdurige zorg eraan te pas moet komen. Noodzakelijk is daarbij een nieuwe mindset, een paradigmawisseling: niet langer is het bestaan van de instelling van belang, maar de functies die in samenhang met die van anderen worden uitgevoerd.
Tips voor collega’s en partners
- Transformeer in kleine stapjes, neem de tijd waar mogelijk
- Beleidsmakers: gun de praktijk ook deze tijd: gun ruimte en oefentijd
- VWS: Start de nieuwe situatie zonder bezuinigingen, omdat de kosten voor de baten uit gaan
- Gemeenten: bedenk dat je moet samenwerken om de kwaliteit te borgen. Zorg voor bovenregionale inkoop van zware zorg, zorg voor differentiatie in de regio. Biedt aanbieders ruimte voor bedrijfszekerheid om continuïteit en kwaliteit te blijven bieden.