• Home
  • Aanpak
  • Klanten
    • Reacties
  • Inge
  • Contact

RegieAdvies

helpt regievoeren en financieren in het sociaal domein

Algemene Burger Beschouwingen in gemeenten, bouwstenen voor participatie

12 september 2014 Reageren →

Participatie groeit

Alle gemeenten zijn nu de decentralisaties – waaronder de Wmo- aan het inregelen om per januari daadwerkelijk dienstverlening voor Wmo, participatie en jeugdzorg te –laten- bieden. Daarnaast zijn steeds meer gemeenten ruimte aan het maken voor mensen met goede initiatieven. Zij hebben de ambitie om deze initiatieven te ondersteunen met uitdagend beleid. Het is een werkwijze die op verschillende plekken verschillende namen draagt: wijkaanpak, Factor C, overheidsparticipatie, dorpsgericht werken. Op talloze plekken zijn gemeentemensen, bestuurders en bewoners aan het onderzoeken hoe je dat ‘ruimte geven en ruimte invullen’ goed kunt doen. Samen ontdek je hoe het werkt om partner te zijn in een netwerk en initiatief. DSCF5500

Bouwstenen participatie uit de praktijk

En nu vraagt de decentralisatie van het sociale domein om meer eigen initiatief dan ooit. Dat is meteen de uitdaging, zoals ik die zelf heb ervaren bij de ontwikkeling van de ‘wijkwijzer’ aanpak met gemeenten. Gemeenten willen initiatieven voor de gaten die ontstaan doordat zij een aantal taken niet meer kan uitvoeren. Bewoners daarentegen willen initiatieven waar ze zelf wat aan hebben. Kortom, tijd voor een goede dialoog met elkaar. Hieronder bied ik hiervoor wat bouwstenen die helpen bij het (in)richten van wijkwerken in uw gemeente.

1. Werk met wat er is

Start met de mensen en de initiatieven die er zijn, en laat daar niet meteen beleidsdoelen op los. Formuleer – als dat echt nodig is- beleidsdoelen die aansluiten bij de lopende energie van mensen en hun initiatieven of doe het gewoon niet. De meeste initiatieven zijn namelijk al zonder gemeentelijke hulp gestart. Waar bewoners eerder op zitten te wachten is het initiatief bredere bekendheid geven, meer gebruikers ervoor vinden, zoals bijvoorbeeld voor een telefooncirkel. Of hen wegwijs maken in ‘de sociale kaart’, bijvoorbeeld. Het verbinden van kaders, beleid en handelen kan zowel werkenderwijs als achteraf.

2. Het gaat iedereen aan

Veel bewoners willen niet samenwerken met de gemeente. Omdat ze bang zijn dat regels ervoor zorgen dat hun ontmoetingsplek dicht moet. Of –nog veel vaker- omdat zij zijn teleurgesteld in de gemeente, die in hun ogen een toezegging doet, die niet wordt uitgevoerd. Bijvoorbeeld omdat de wijkwerker het intern in de organisatie niet geregeld krijgt. Voorwaarde voor succesvolle initiatieven in de wijk is dat de hele organisatie zich naar buiten richt en begrijpt wat werkt in contact met de bewoners van de gemeente. De ‘voorlopers’ of de ‘mensenmensen’ onder ons kunnen dit actief uitdragen en de goede voorbeelden laten zien. Dat stimuleert collega’s die het moeilijker vinden om open het bewonerscontact te onderhouden. Wees ook duidelijk: de ambtenaar 2025 is vooral succesvol als hij/zij effectief is in contact en beleid met zowel bewoners, directeuren als de politiek bestuurders.

3. Eis geen zekerheid vooraf

Als mensen bij je komen met een initiatief, geef dan ruimte en medewerking. Dat kan goed betekenen: niets doen. Een bewonerscoöperatie in een gemeente regelde bijvoorbeeld eerst een eigen achterban en afspraken met een zorgverzekeraar, zorgaanbieders voordat ze bij de gemeente aanklopten. Niet met de vraag om geld, maar om regelruimte. Vraag zeker niet om vooraf de precieze activiteiten, uitkomsten en maatschappelijke meerwaarde te laten benoemen. Eng, zeker. Maar biedt dan ook geen financiële middelen maar andere ondersteuning als die nodig is, bijvoorbeeld door je contacten aan te wenden en een netwerk op te zetten voor het initiatief of door gezamenlijk fondsen te werven.

4. Leren is doen

Het ‘leren van de praktijk’ is de kern van de 21st century skills voor de ambtenaar en een leidraad voor de hele organisatie. Kort door de bocht: beleid en bijbehorende stukken maak je niet meer vanachter je bureau maar buiten het gemeentehuis, in buurt. Liefst samen met bewoners en bijvoorbeeld sleutelfiguren van maatschappelijke instellingen. Ga niet klakkeloos mee in de trend van de laatste nieuwe methodiek, maar sluit aan bij de lokale situatie. Er zijn namelijk vele ‘methoden’ beschikbaar voor ‘overheidsparticipatie’, maar het is en blijft vooral een kwestie van doen, netwerken bouwen, coalities vormen, gemeenschapszin stimuleren.

 5. Bouwen aan de gemeenschap is ons werk

Het opbouwen en onderhouden van netwerken, het verbinden van mensen en initiatieven is de kern van het gemeentelijke werken. Meer dan ooit te voren. Netwerken van aanbieders van dagbesteding, participatietrajecten, huisvesting, noem maar op. Daarop moeten we – meer dan ooit tevoren – de legitimiteit van ons beleid en handelen op baseren. Zo kunnen we laten zien dat de gemeente nodig is en toegevoegde waarde biedt. Ook al ‘moet’ je nu eenmaal zaken doen met de gemeente voor bijvoorbeeld een vergunning. Het is essentieel om toegevoegde waarde zichtbaar en bespreekbaar te maken en te houden en reële verwachtingen van elkaar te hebben.

Dilemma’s en dialoog: Algemene Burger Beschouwingen

Bovengenoemde bouwstenen staan vol met dilemma’s. Bijvoorbeeld: moet je iets vinden van de kwaliteit van een initiatief? Zo ja, waarom dan? En wie kan dan ‘kwaliteit’ het beste beoordelen? De wethouder of de wijkraad? En wat is dan de rol van de Gemeenteraad bij het werken als netwerkpartner? En hoe verbinden we ‘leren in de praktijk’ aan de bestaande beleids- en planningscyclus? Moeten we dat eigenlijk wel willen? En ga zo maar door.

Deze dilemma’s moeten we leren verdragen, net als de rolverwarring die erbij komt kijken. Als gemeente ben je in de ene situatie ‘handhaver’ van de leerplicht in een andere ‘mediator’ tussen wijkbewoners en hun initiatief of juist ‘diversiteitsbevorderaar’  bij het bieden van dagbesteding.

Er zijn diverse instrumenten die helpen om de rol en samenwerking in de wijk opnieuw vorm te geven. Zoals wijkagenda’s, wijkcontracten bijvoorbeeld. Veel van deze instrumenten worden ‘van bovenaf’ ingezet en blijken daardoor minder effectief. Van ‘onder op’ wijkwerk en beleid vorm geven is veel kansrijker, bijvoorbeeld door de wijkwijzer-aanpak te hanteren of nieuwe dialooginstrumenten zoals de ‘Algemene Bewoners Beschouwingen’ te introduceren. Een jaarlijks terugkerend dialoogmoment in de gemeente, net als de Algemene Beschouwingen die onze Tweede Kamer ieder jaar houdt. Het wordt duidelijk welke ruimte zowel B&W als Gemeenteraad hebben, welke steun er is voor plannen en – vooral- welke ideeën inwoners zelf hebben. Geeft de Gemeenteraad ook meteen een positioneringsmogelijkheid, ook in de regio. Wie durft?

 

Categorie: Geen categorie

Hoe bereid ik mij voor op de nieuwe Wmo, voor instellingen

29 juli 2014 Reageren →

De Nieuwe Wmo is gepubliceerd in de Staatscourant en daarmee een feit. Veel gemeenten en organisaties zijn al druk met de voorbereidingen voor de invoering van deze nieuwe wet, om ervoor te zorgen dat er continuïteit van zorg en ondersteuning is vanaf januari 2015.

Een aantal zorg- en welzijnsorganisaties wacht af op wat komen gaat. Het is namelijk nog onduidelijk wat de exacte impact gaat zijn van de Wmo én wat er nu gaat gebeuren met de AWBZ respectievelijk de Wet Langdurige Zorg. Deze wetten worden pas in het najaar door de Tweede Kamer behandeld. Het is echter van groot belang om mee te bewegen en nu al maatregelen te treffen, met een toekomst bestendige visie, naar buiten gericht. Instellingen zijn nu en straks nodig, weliswaar in vernieuwde vorm. Omzet is noodzakelijk om hervormingen vorm te geven, of het nu gaat om behoud of het verwerven van nieuwe middelen bij nieuwe financiers, zoals gemeenten. Instellingen zullen de sprong moeten wagen. Hieronder 5 suggesties ter voorbereiding op de nieuwe Wmo.

DSCF4349

Flexibiliseer de organisatie

Van zorg- en welzijnsorganisaties verwachten gemeenten meer flexibiliteit, ondernemerschap en oplossingen voor het brede sociale domein. Er moet meer met minder middelen, hoor ik instellingen zeggen. Dat is de realiteit waar instellingen en gemeenten samen voor staan. Het is belangrijk dat de organisatie dit kan opvangen en er een flexibele inrichting is, opgesplitst naar doel en geldstroom. Bijvoorbeeld door vastgoed af te splitsen van zorg en van wonen. Of door zorg en welzijn organisatorisch en administratief te scheiden, wat ik nu zie gebeuren. De verantwoording zal namelijk veranderen én toenemen de komende jaren voor de verschillende onderdelen. Daarnaast zie ik steeds meer organisaties met een ‘frontoffice’ met relatiebeheerders en een ‘backoffice’ voor de administratie en een deel van de dienstverlening werken.

Weet wat het kost

De gemeenten zijn binnenkort dé financier van zorg en ondersteuning. Als instelling krijg je te maken met meerdere gemeenten, die in meerdere of mindere mate samenwerken. Inkoop zal in de toekomst steeds vaker op regionaal niveau plaatsvinden door specialisten. Het is essentieel dat instellingen echt weten ‘wat het kost’. Dus wat de kostprijs is, waarbij naast uurloon van medewerkers, ook de voorraad of administratie in kaart is gebracht. Gemeenten weten niet wat het kost en zullen zoveel mogelijk eisen stellen, juist ook aan prijs. Zij hebben een enorme bezuiniging te realiseren tot aan 2019. Het is belangrijk dat instellingen een reëel financieel beeld kunnen schetsen richting gemeenten en inzichtelijk maken waarmee zij kunnen meehelpen om de taakstelling te halen én wat de absolute grens is.

Gebruik slimme ICT oplossingen

Het gebruik van ICT oplossingen op basis van een visie op zorg én welzijn kan bijdragen aan het flexibiliseren van de organisatie en de dienstverlening. Dit kan in de ‘backoffice’ met facturatie, verantwoording en dossierbeheer. Dit kan ook direct in de dienstverlening, voor de bewoners en clienten die zo zelf hun gegevens beheren, of contacten kunnen hebben met familie en hulpverleners los van tijd en plaats. Het kan ook in de werkprocessen van de medewerkers, die via tablet of smartphone hun administratie doen, kunnen overleggen met vakgenoten, informatie opzoeken, aan relatiebeheer doen, enzovoorts.

Investeer in menselijk kapitaal

De organisatie veranderen vraagt nogal wat van medewerkers. Het is van groot belang dat zij van begin af aan worden betrokken bij de nieuwe manier van denken en doen, ook al blijft duidelijkheid over gunning -en daarmee behoud van banen- uit. Het sociale landschap verandert fundamenteel en zij zijn diegenen die dat vorm gaan geven. Dat vraagt bewustwording, doorleven van emoties en leren omgaan met een nieuwe situatie. En deze situatie zal zich kenmerken door een blijvende verandering de komende jaren. De meeste mensen houden echter niet van veranderen. Het is essentieel dat medewerkers leren zien wat zij zelf kunnen beïnvloeden aan hun situatie en die van hun cliënten, bewoners zodat zij ambassadeur van hun vak, hun instelling zijn. Ambassadeurs naar cliënten, bewoners, hun familie en de financiers, zoals gemeenten. Daarnaast zullen veel medewerkers, al dan niet vrijwillig, kiezen voor het ondernemerschap. De arbeidsmarkt zal hiermee fundamenteel veranderen waarbij het zaak is dat er straks ook voldoende gekwalificeerde mensen beschikbaar komen bij de enorm toenemende vraag naar zorg en ondersteuning vanaf 2020.

Werk samen met financier en ‘concullega’

De veranderingen vragen om samenwerking met anderen om succesvol te kunnen zijn. Een instelling kan bijvoorbeeld de administratieve organisatie uitbesteden of juist bundelen met andere organisaties om efficiënter te werken. Een andere mogelijkheid is een verdeling van taken en werkzaamheden tussen instellingen, waarbij een totaalarrangement beschikbaar komt voor de gemeente(n) en er slimmer geprijsd kan worden. Met behulp van bestuurlijke afspraken spreiden de instellingen zo de financiële risico’s en investeren zij in de relaties met elkaar én de gemeenten. Ik zie daar goede voorbeelden van in het land. Het is wel belangrijk om de risico’s in het kader van mededinging in de gaten te houden, tips vindt u hier.

Etaleer expertise

Op dit moment hebben veel gemeenten nog onvoldoende kennis van- en ervaring met zorgvragen, zorgdienstverlening enzovoorts. En zij hebben de komende periode de tijd niet om deze kennis te verwerven. Door te investeren in de relatie -met serieus relatiebeheer- en dat te combineren met het bieden van expertise worden instellingen partners van gemeenten met een enorme toegevoegde waarde. Met elkaar leren we omgaan met de veranderingen in het sociale domein. Als instellingen zichtbare kwaliteit leveren en zich onderscheiden door innovatie en lef, zullen zij ook vaker de expertrol door gemeenten gegund krijgen.

Kortom, zorg- en welzijnsinstellingen zijn essentieel voor het welslagen van de transities en de transformatie van het sociale domein. Het zal anders worden en er zijn steeds meer ‘wegen die naar Rome’ leiden. Maar de zorg en ondersteuning van de meest kwetsbare mensen blijft zaak van de professionals en vrijwilligers van instellingen, nu en in de toekomst.

Weten hoe zorg- en welzijnsorganisaties in het land omgaan met de transities en de tips hierover? Neem dan gerust contact op.

Interesse in hoe een gemeente werkt en hoe u kunt beïnvloeden? Bekijk de brochure ‘Hoe werkt de gemeente voor sociale professionals?’

 

 

 

Categorie: Geen categorie

Wmo 2015: regie voeren in het sociale domein voor langer thuis wonen

4 juni 2014 Reageren →

De nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 is aangenomen in de Tweede Kamer met 33 amendementen en 6 moties. Alle informatie hierover kun je vinden op de site van het Ministerie van VWS en de VNG, www.invoeringwmo.nl en natuurlijk de sites van de Rijksoverheid.Event 12 maart 2014_Laura de Haan_2WM0912
Op 8 juli behandelt de Eerste Kamer de concept wet plenair. Het is de verwachting dat de wet daarna half juli in het Staatsblad verschijnt. Publicatie betekent dan dat de wet ingaat op 1 januari 2015. Op dit moment lijkt het erop dat het ook zo gaat lopen, wat betekent dat iedereen die nog twijfelde zich nú moet gaan voorbereiden op de invoering van de wet. Ter inspiratie op de voorbereiding van de invoering van de nieuwe Wmo 2015 noem ik 5 amendementen waarvan ik denk dat zowel gemeenten, aanbieders als burgers daar wat aan hebben.

Burgerkracht

Het ‘right to challenge’ (no. 58) betekent dat burgers de gemeente mogen uitdagen als ze denken dat ze bepaalde zorg beter kunnen uitvoeren dan de gemeente.

Gemeente

Voor de gemeente is dit een kans om het spel tussen burger initiatieven de ruimte te geven. Het amendement helpt in het afbakenen van de rol van regisseur naar die van facilitator bij initiatieven. Burgerinitiatieven voor zorg- en welzijn zijn nu al een reëel alternatief voor bestaand ‘standaard aanbod’ specifieke groepen -woonvoorzieningen voor kinderen met een specifieke handicap bijvoorbeeld- en worden dat zo nog meer.

Maatschappelijke organisatie

Voor organisaties is dit een kans om samen met burgers nieuwe bedrijfsmodellen te ontwikkelen en daarbij voorzieningen én arbeidsplaatsen in de wijk te -blijven- bieden. Het vraagt wel een andere rol, waarbij ondernemen, kennis delen en samenwerking in de plaats komen van concurrentie. Er is vraag genoeg als het aanbod maar onderscheidend genoeg is.

Burgers

Burgers worden door dit amendement een serieuze gesprekspartner van zowel de gemeente als de (zorg)organisaties die betrokken zijn.

Professionals in regie

De amendementen en moties geven professionals meer professionele ruimte voor de uitvoeringspraktijk én voor effectieve beleidsbeïnvloeding bij gemeenten.

Gemeenten

Gemeenten kunnen het vaststellen van de rechten en plichten mandateren aan de aanbieder, net als het opstellen van regelingen voor zeggenschap en klachtenrecht. De gemeente bepaalt straks voor welke voorziening welke vorm van zeggenschap er geldt. Zo kunnen zij regie voeren en toezien op een zorgvuldige uitvoering van voorzieningen.

Maatschappelijke organisaties

De amendementen 63 en 83 geven aanbieders de ruimte om klantgerichter te werken, en de ontwikkeling van arrangementen met de gebruiker samen te doen, omdat de feedback directer geregeld wordt. In coalitie met de gebruikers kan dan ook worden opgetreden richting een gemeente.

Burgers

De gebruikers van dienstverlening kunnen professionals directer aanspreken op- en gebruik maken van directe manieren van zeggenschap.

Gemeente in regie

De gemeente wordt door deze aanpassingen in de wet meer in de regierol gezet, waarbij het ‘wat’ qua resultaten duidelijker is en er meer ruimte is voor het ‘hoe’, kortom meer beleidsvrijheid, afhankelijk van de keuze en vorm van regionale en lokale samenwerking met collega gemeenten en maatschappelijke partners.

 Gemeente

De gemeente is door de amendementen 61 en 86 verzekerd van de plicht dat verzekeraars afspraken moeten maken met gemeenten, dat maakt het gesprek aan de regiotafels een stuk makkelijker. Daarnaast kan zij haar regierol makkelijker oppakken doordat zij rapporteert op de resultaatmeting in jaarlijkse rapportage, waarbij zij beschrijft in haar beleidsplan hoe ze gaat meten.

Maatschappelijke organisaties

Aanbieders kunnen coalities vormen met de gemeenten in het contact en de afspraken met verzekeraars, zij hebben deze ervaring al. Daarnaast kunnen zij vanuit praktijk en inhoud meedenken en -werken aan de resultaatverplichting van de gemeente. Dit helpt natuurlijk in de samenwerking met de gemeente.

Burgers

De burgers en gebruikers van diensten hebben meer waarborgen over ‘afspraak is afspraak’ tussen gemeenten, zorgverzekeraars en aanbieders. Daarnaast is duidelijk waar zij zeggenschap op moeten hebben namelijk op het jaarlijkse beleidsplan, de gebruikte meetinstrumenten en de meerjarenbeleidsplanning.

Kortom, het nieuwe wetsvoorstel en de moties en amendementen dragen bij aan duidelijkheid over de nieuwe verantwoordelijkheden voor gemeenten, zorgverzekeraars, aanbieders én burgers. Daarnaast geven zij  meer ruimte voor maatwerk en een integrale benadering vanuit burgerperspectief en is er extra aandacht voor mantelzorg en de samenhang tussen ondersteuning, welzijn en zorg.

Horizontale verantwoording

Wat beter kan is de verantwoording richting burgers, gebruikers, in het bijzonder de horizontale verantwoording naar burgers toe. Het is nu wel zo dat in zowel het beleidsplan als de verordening een aantal wettelijk bepaalde onderwerpen moet worden vastgesteld in de Gemeenteraad maar daar zit ruimte voor een politieke inkleuring. Burgers kunnen hier vooral beïnvloeden als het gaat om de ‘meet- en weetplicht’ van de beoogde resultaten en het cliëntervaringsonderzoek. Dat start natuurlijk met het gesprek over wat we dan met elkaar willen ‘meten en weten’. Burgers, clienten hebben daarbij de ervaringsdeskundigheid in huis.

Transitieagenda langer zelfstandig wonen

Kortom, werk aan de winkel voor ons allemaal. Gelukkig is nu ook de Kamerbrief uit met de transitieagenda Langer zelfstandig wonen. Dat langer zelfstandig wonen is één van de belangrijkste redenen om al die transities en de transformatie van het sociale domein vorm te geven. Bovenstaande amendementen en de horizontale verantwoording zijn daarvoor essentieel. Hierover meer in mijn volgende blog.

 

 

 

 

 

 

 

Categorie: Geen categorie

Zo werkt de nieuwe Wmo

11 mei 2014 Reageren →

De nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) is naar de Eerste Kamer. Deze krijgt een handige leeswijzer mee, die u hier vindt. Hieronder zet ik de belangrijkste punten op een rij, in relatie tot de andere wetten die straks oplossingen moeten bieden voor (participatie)problemen binnen het ‘sociale domein’.

DSCF3680

Herzieningen om langer thuis te kunnen wonen

Het wetsvoorstel maakt onderdeel uit van de herziening langdurige zorg, samen met de Jeugdwet, Participatiewet, Wet Langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). Een handige infografic van Vilans maakt het inzichtelijk. Doel van de herziening is dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen met hulp van hun naasten en minder  afhankelijk zijn van professionele- en overheidszorg. Een ander doel is het beschikbaar houden van kwalitatief goede zorg voor iedereen die dat nodig heeft, waarvoor bezuinigd moet worden omdat de vraag toeneemt de komende jaren.

Wmo voor iedere burger met een ondersteuningsvraag

De Wmo is er voor iedere burger. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de ondersteuning waardoor hun burgers -waaronder diegenen met een beperking- kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Daarnaast bieden zij ondersteuning bij het voeren van een huishouding en de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Dit laatste doen ze alleen als er geen sprake is van verpleging of een risico daarop. Het gaat om het behouden en vergroten van de participatie van elkaar. De gemeenten gaan straks ook over het beschermd wonen gericht op participatie en opvang, waarbij geen sprake is van behandeling.

Oplossingen voor participatieproblemen

De compensatieplicht vervalt voor gemeenten. Zij gaan met de aanvrager en zijn naasten op zoek naar oplossingen voor participatieproblemen waarbij zij een resultaatverplichting heeft. Dit geldt bijvoorbeeld voor de volgende zaken:

  • adequate en gerichte ondersteuning voor mantelzorgers
  • onafhankelijk cliëntondersteuner naar keuze
  • toegankelijke samenleving met voorzieningen die participatie bevorderen, ook van mensen met een beperking
  • beleid gericht op preventie
  • kortdurend verblijf
  • vervoer
  • begeleiding/daginvulling
  • hulpmiddelen

Indien mogelijk betaalt de burger mee aan de geboden ondersteuning. Als dat niet kan dan is er een vangnet. In de toekomst kan de burger voor alle taken in het sociale domein een eigen bijdrage gaan betalen, dus ook voor de Jeugdzorg.

Aansluiting tussen zorg en ondersteuningsvragen

Als een burger zorg nodig heeft waarbij permanent toezicht nodig is of 24-uurszorg, dan regelt de Wlz dit. De gemeentelijke zorgplicht wordt dan overgenomen door het zorgkantoor. Wlz cliënten hebben recht op een integraal Wlz zorgpakket, thuis of in een  instelling (verblijf). Als er in deze situatie woningaanpassingen nodig zijn, komen die voor rekening voor het zorgkantoor en niet voor de gemeente. De wet wordt hier nog op aangepast. Daarnaast kan een cliënt ook een beroep doen op de voorzieningen van de gemeente.

Overgangsrecht en invoeringstermijn

Het Kabinet stuurt aan op invoering van alle wetten per 2015 om op tijd de afgesproken bezuinigingen te kunnen realiseren. 2015 is een overgangsjaar, waarin clienten hun indicatie behouden. Wel kan het zijn dat de voorzieningen die toegankelijk zijn via de indicatie, veranderen. De gemeenten moeten namelijk de bezuiniging al direct per januari 2015 doorvoeren, net als de zorgkantoren. Gemeenten en zorgkantoren voeren al vanaf dit jaar en volgend jaar gesprekken met cliënten over de veranderingen en de herindicaties. Per 2016 zal de situatie dan echt veranderen. Voor de mensen die beschermd wonen worden aparte afspraken gemaakt, waarbij de termijn veel langer zullen zijn, tenminste 5 jaar.

De veranderingen in de nieuwe Wmo wet

Er zijn de nodige amendementen aangenomen die de Tweede Kamer heeft toegevoegd de wet. De belangrijkste hebben betrekking op:

  • Versterking positie van de mantelzorger. Het programma ‘In voor mantelzorgers’ gaat actief bijdragen aan het versterken van de positie van mantelzorgers in relatie tot de zorgaanbieders. Dit programma sluit nauw aan bij het programma In voor Zorg, wat een ondersteuningsprogramma is voor zorgaanbieders. Zij krijgen via dit programma ondersteuning bij de transities van zorg en ondersteuning
  • Versterking onafhankelijke cliëntondersteuning en –vertegenwoordiging en het betrekken van clienten bij de uitvoering van de wet
  • Versterken PGB
  • Expliciet maken van wat ‘kwaliteit’ is
  • In het beleidsplan moeten gemeenten bijzondere aandacht besteden aan preventie
  • Stimulans voor gemeenten om in gesprek te gaan met partijen over de manier waarop zij kunnen bijdragen aan zorg voor elkaar
  • Het wettelijk vastleggen van de samenwerking tussen gemeenten en verzekeraars

Wil je het precies weten, dan vindt je hier het complete overzicht van amendementen en moties van de Tweede Kamer bij de nieuwe Wmo.

Oog voor de burger, de democratische organisatie

Het is belangrijk dat er oog komt en blijft voor de burger, het individu, en dat zijn leefwereld het uitgangspunt is voor de uitvoering van alle spelregels. Veel moties en amendementen dragen daaraan bij. Eén van de zaken die van belang zijn voor burger is de manier waarop we het democratisch proces organiseren. Uit een recent onderzoek van Verwey Jonker blijkt namelijk dat de lokale horizontale verantwoording beter kan tussen burgers, instellingen en gemeenten. Burgers hebben onvoldoende positie is dit spel. Daarnaast is er het probleem van de regionalisering van beleid. Gemeenten moeten veel beleid in regionaal verband maken. Noch de gemeenteraad noch andere burgers zoals een Wmo-raad kunnen daar direct invloed uitoefenen op de besluitvorming. De Raad van Openbaar Bestuur gaat over dit vraagstuk adviseren voor het gehele sociale domein.

Handschoen voor de burger, Right to Challenge

De burger krijgt hij nu ook de mogelijkheid om de handschoen zelf op te pakken. Er komt een stimulans voor gemeenten om met de samenleving in gesprek te gaan over hoe burgers meer voor elkaar kunnen zorgen. Om hier achter te komen is het nodig om een dialoog te starten en te onderhouden tussen overheid en burger in de buurt zelf.  Alleen dan komt er begrip en ruimte voor elkaar. Ruimte komt er ook voor burgers en hun initatieven, bijvoorbeeld door de mogelijk voor een ‘Right to Challenge’,  een beproefd Engels burgerconcept. ‘Right to Challenge’ betekent dat buurtbewoners  het recht hebben om aan te geven dat zij bepaalde publieke taken over willen nemen. Zij kunnen dan -naast aanbieders- bijvoorbeeld een aanbod doen voor het leveren van zorg in de buurt. De volgende stap zou dan ook het ‘Right to Bid’ kunnen zijn. Een buurt heeft dan het recht om een bod te doen op een gebouw of een stuk land dat een bepaalde waarde heeft voor de gemeenschap, zoals een café, een buurthuis, een park of een supermarkt, als deze op de markt komt. In Delft heeft de wijkondernemersvereniging samen met de lokale boer de kinderboerderij opgekocht, bijvoorbeeld. En in Amsterdam Oost start een burgerinitiatief met het opleiden van zorgbutlers die de buurtbewoners in de toekomst gaan verzorgen in het eigen huis in de buurt.

Kortom, kansen voor initiatief en vernieuwing in de buurten en wijken van Nederland. Wordt vervolgd, ook op dit blog!

 

 

 

 

 

Categorie: Geen categorie

De nieuwe Wmo en wat je erover wilt weten

29 april 2014 Reageren →

De nieuwe Wmo, wat verandert er?

De Tweede Kamer is akkoord met de nieuwe Wmo, Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De komende maand behandelt de Eerste Kamer naar verwachting de concept wet en daarna zal de wet gepubliceerd worden in de Staatscourant. De Staatssecretaris verwacht dat dit voor de zomervakantie gebeurt, zodat de wet ook echt per 1 januari 2015 van kracht is. In deze blog een eerste overzicht van de veranderingen, zoals zij nu bekend zijn.

Event 12 maart 2014_Laura de Haan_2WM1179

De Wmo als onderdeel van het ‘sociale domein’

De invoering van de nieuwe Wmo maakt onderdeel uit van de hervorming van het zorg- en sociale domein, waarbij de gemeente verantwoordelijk wordt voor -meer- zorg, ondersteuning, werk en dagbesteding voor kinderen, jongeren en kwetsbare groepen volwassenen. Het Kabinet zorgt dat het geld wat de gemeenten hiervoor krijgen in een apart sociaal deelfonds terecht komt. Zo kan beter in de gaten worden gehouden of het geld ook wordt uitgegeven waarvoor het is bedoeld.

Bezuinigen in rustiger tempo

Het Kabinet hevelt de sociale taken over naar de gemeenten met een forse bezuiniging. De bezuiniging is iets verzacht door het Zorgakkoord van 17 april en een financiële meevaller. Daarnaast zijn er een aantal aanpassingen in de wet die de administratieve lasten voor de zorgaanbieders beperken.

2015 is een overgangsjaar voor de huidige clienten die gebruik maken van AWBZ voorzieningen die straks de verantwoordelijkheid van de gemeenten zijn, en onder de Wmo vallen. Zij houden hun indicatie voor 2015. Daarnaast is het straks voor meer mensen mogelijk om in een beschermde woonvorm of in een verzorgingshuis te blijven wonen.

Hieronder een aantal zaken die veranderen met de nieuwe Wmo. Meer weten? Kijk dan naar -bijvoorbeeld- informatie van Movisie of op de site van het transitiebureau

Maatschappelijke ondersteuning, wat is het eigenlijk?

Volgens de wet betekent maatschappelijke ondersteuning:

  1. Het bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld
  2. Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving
  3. Bieden van beschermd wonen en opvang

Sociale samenhang

De gemeente was al verantwoordelijk voor de bovenstaande drie zaken. Meer dan nu, zullen inwoners zelf moeten zorgen voor hun familie, vrienden en moeten ‘omzien naar elkaar’. Daarnaast zal de gemeente meer aandacht moeten besteden aan het ondersteunen van cliënten- en burgerparticipatie om dit ‘omzien’ naar elkaar mogelijk te maken. Inwoners mogen meepraten over gemeentelijke plannen, voorstellen doen en adviezen geven. De ‘specifieke groepen’, zoals mensen met een specialistische zorgvraag, moeten daarbij extra aandacht krijgen van de gemeente, zodat hun keuzevrijheid behouden blijft. Bijvoorbeeld als het gaat om het behouden van Persoonsgebonden Budget (PGB) of dagbesteding. Dit is niet alleen belangrijk voor mensen met een beperking maar ook voor hun mantelzorgers. Zij kunnen zo hun taak langer volhouden.

Ondersteunen van zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid en meedoen worden meer dan nu, de verantwoordelijkheid van mensen zelf en hun naasten. Maar de gemeenten moeten een vangnet bieden voor mensen die dat niet zelf kunnen regelen. De gemeenten hebben hierbij een ‘resultaatverplichting’; het resultaat van de ondersteuning moet bijdragen aan het ‘meedoen’ van de aanvrager. De gemeente moet hiervoor vaak een ‘maatwerkvoorziening’ leveren. Deze voorziening is aanvullend op wat iemand zelf kan, en vormt samen met de inzet van familie en vrienden en ‘algemene voorzieningen ‘ een totaal oplossing voor het wegnemen van de beperkingen die de aanvrager ervaart in het meedoen. Zorgaanbieders moeten daarnaast mogelijkheden bieden voor zeggenschap en keuzevrijheid voor hun cliënten.

Beschermd wonen en opvang

De gemeente had al taken rondom huiselijk geweld en mishandeling. Dit onderdeel maakt breder onderdeel uit van de wet, waarbij geweld wordt gezien als een belemmering voor participatie. Daarnaast gaat het nu niet alleen om volwassenen maar ook om kinderen (relatie Jeugdwet). Hierdoor wordt preventie, vroegsignaleren en melden veel belangrijker dan nu het geval is. Alle ‘Wmo aanbieders’ moeten zich houden aan de meldcode per 2015.

De gemeente was voor een deel al verantwoordelijk voor het beschermd wonen van inwoners met bijvoorbeeld chronische psychische problemen. De groepen mensen waarvoor de gemeenten bescherm wonen in de wijken gaan realiseren worden de komende periode groter omdat zij niet langer of niet makkelijk meer in een instelling kunnen wonen. De gemeente zal hiervoor haar huisvestingsbeleid moeten herzien en nieuwe afspraken maken met woningcorporaties en de buurtbewoners.

Meneer Jansen
Maar wat betekenen de woorden, termen en wetten dan eigenlijk straks. Neem meneer Jansen. Hij komt weer thuis uit het ziekenhuis van een hersenbloeding. Vóór alle veranderingen in het zorg- en sociale domein zou hij naar een revalidatiecentrum of een verzorgingshuis gaan. Nu gaat hij naar huis terug. Hij woont alleen in Delft en krijgt of regelt zijn zorg en ondersteuning dus ook in of rondom zijn huis. Zijn enige dochter woont in Friesland. Zij probeert mee te gaan naar bezoeken naar ‘een instelling’ of dokter. Meneer Jansen krijgt ondersteuning bij wassen en aankleden van de thuiszorg. Dit is geen verantwoordelijkheid van de gemeente, net als de wijkverpleegkundige die de gezondheidscontroles van meneer thuis komt doen. Het schoonhouden van zijn huis, of het bieden van een zinvolle dagbesteding, is dat wel. Net als de begeleiding die hij nodig heeft met zijn administratie. Deze begeleiding – bijvoorbeeld van het sociale wijkteam- ziet ook dat boodschappen doen een probleem is, omdat de dochter niet vaak genoeg komt. Zij vragen aan de buurvrouw om de boodschappen voor meneer mee te nemen. Daarnaast is er ’tafeltje dekje’ die ervoor zorgt dat meneer Jansen een aantal maal in de week niet hoeft te koken. Op deze manier woont hij zo lang mogelijk thuis, met zorg en ondersteuning thuis.

Aan de slag ermee

De komende periode zal duidelijk worden wat het allemaal concreet gaat betekenen voor alle betrokkenen, inwoners, cliënten, zorgaanbieders, ondernemers, gemeenten.
Voor de leesliefhebbers hier het Kamerverslag van het debat rondom de Wmo.
Voor de twitteraars een overzicht van tweets van de VGN, Twitter @VGNbranche over Wmo-debat.docx .
Wil je er meer praktisch mee aan de slag, dan vindt je op de site van het transitiebureau 2 handige planningen, 1 vanuit gemeentelijk en aanbiedersperspectief en 1 vanuit burger- en cliëntperspectief, waaraan ik heb meegewerkt.

Wat zou u doen als meneer Jansen uw vader was? Of uw buurman? Of uw nieuwe cliënt? De veranderingen gaan iedereen aan. De komende periode zal ik op beurzen, workshops en bijeenkomsten ervaringen, tips en goede voorbeelden delen om met elkaar deze grote verandering aan te gaan. Wilt u uw voorbeelden delen? Bel of mail gerust!

 

Categorie: Geen categorie

Participatieontwikkelaars

23 februari 2014 Reageren →

Het lijkt even stil, rondom de ‘participatiesamenleving’. Komende weken zullen de Kamervragen komen over de nieuwe Wmo. En dan gaat het natuurlijk opnieuw over participatie voor en na. Er zijn diverse knelpunten in de Wmo die te maken hebben met participatie, zoals het beroep op mantelzorgers, zoals blijkt uit de column van Liesbeth Hoogendijk, http://bit.ly/1h55aTz

Participatie is actieve deelname

Het begrip ‘participatie’ wordt regelmatig gebruikt om de ‘beleidsvoornemens’ te verkopen, gekoppeld aan geld. En daar kriebelt het bij mij. Participatie betekent ‘actieve deelname’. Meedoen, ertoe doen. Dat laatste is eigenlijk de kern. Ieder mens wil mee doen, erbij horen en van betekenis zijn. Zijn talenten inzetten voor zichzelf en soms ook voor anderen. Dit is bijvoorbeeld de kern van veel mensen die eenzaamheid zijn: niet perse het wekelijkse bezoekje van familie of vrijwilligers is de oplossing maar juist zelf ook betekenisvol bezig zijn. In dat opzicht is de Participatiewet een stap de goede kant op.

Actieve deelname verankert in regels

Maar participatie als ‘actieve deelname’ is bij ons verankert in regels, wetten en systemen. Dat weten we -de beleidsmakers- wel, daarom heet de nota van de Staatsecretaris over de hervorming van de langdurige zorg ook ‘Van systemen naar mensen’. En toch blijven we bij die systemen hangen omdat actieve deelname niet meer altijd vrijwillig is maar een ‘moetje’. In de voormalige zorgorganisatie ‘De Vierstroom’ moest iedereen een minimum aantal uren mantelzorgen voor het inwonende familielid. De beleidsmakers zijn enthousiaster dan de mensen om wie het gaat, de kwetsbare ouderen. Voor hen hoefde die gedwongen participatie niet zo.

Actieve deelname belemmert door regels

De meeste mensen die ‘niet meedoen’ doen dat niet omdat ze dat niet willen. Er staat hen van alles in de weg, gezondheidsproblemen bijvoorbeeld maar ook systemen en regels. Onbedoeld vaak. En wat dan helpt is dat echte gesprek -al dan niet aan de keukentafel- en de vraag: ‘wat heeft u nodig om mee te doen?’ Of ‘Wat heb jij nodig om je talenten te ontwikkelen?’. Dat betekent dat je uitgaat van de vraag naar ontwikkeling en regelt als samenleving dat de basis voor ontwikkeling van mensen er is: bed, bad, brood -zie ook mijn vorige blog hierover- . Die basisveiligheid is nodig om ontwikkeling mogelijk te maken. En dan nog zullen er altijd mensen zijn die  ondersteuning nodig houden of juist ontlast moeten worden, zoals sommige mantelzorgers.

Actieve deelname door ontwikkeling

Dat ontwikkelingsperspectief is wat anders dan uitgaan van het ‘rechtmatig gebruik maken van een regeling’ zoals in de huidige Wmo of AWBZ het geval is. Als de gemiddelde mens iets gratis krijgt dan neemt hij dat aan. Als je ergens recht op hebt dan wordt dat principe leidend en niet of je wel echt iets nodig hebt. Het overschot van scootmobielen is hiervan een voorbeeld, of het gebruik van ‘rugzakjes’ in het onderwijs. Dus als er een regeling is, dan mag je daar best wat voor terugvragen. Niet persé geld, maar juist ‘actieve deelname’ en wederkerigheid. Mevrouw Jansen kan haar huis niet meer alleen uit zonder hulpmiddelen en heeft daardoor ook niet zoveel contacten meer over. Zij was lerares. Zij kan de hulpmiddelen gebruiken als ze bij haar thuis kinderen uit de buurt wat bijles geeft. Dat is participatie en wederkerigheid. Misschien niet spontaan, en met hulp van een ‘professional’, maar deze mevrouw voelt zich opeens ook minder eenzaam.

Verleiden tot participatie

Je hebt kwartiermakers, makelaars, gespreksvoerders nodig om uit te vinden wat mevrouw Jansen kan en wil om vervolgens er de juiste kinderen bij te vinden. Dat gebeurt niet vanzelf, daar heb je ‘verleiders’ voor nodig. Mensen die anderen verleiden tot participeren en het goede voorbeeld geven. Die het anderen leren. Maar de ‘overheid’ kan toch deze verbinder zijn, de regisseur? Op papier ja, in de praktijk, nee. Verbinden, ontmoeten, participeren, het is allemaal mensenwerk. En de mensen die dit als hun ‘werk’ hadden: de sociaal werker, de opbouwwerker, die mensen zijn er niet veel meer.

Participatieontwikkelaars, met passie voor participatie

Gaan we het dan allemaal zelf en vanzelf doen? Ja dat is de verwachting van de overheid. Met een hele hoop ‘extra’ vrijwilligers die willen zorgen. Of dat reëel is, ik twijfel erover. Ik betoogde al eerder in mijn blogs en artikelen dat verleiden en belonen beter werkt dan verplichten. Maar iemand zal moeten starten met dat open gesprek. Ik deed dat in diverse wijken, organisaties en gemeenten met burgers en clienten, bijvoorbeeld over de ‘kanteling’. Na dat gesprek is er smeerolie nodig tussen mensen: het sociale werk. Want in deze georganiseerde en geprofessionaliseerde samenleving heb je mensen nodig die wederkerigheid agenderen, mensen leren organiseren zonder regels en de regelaars leren ontregelen, met passie voor participatie http://lnkd.in/dkAhpXE.

Categorie: Geen categorie

Bed, bad, brood, zorg voor de toekomst?

8 februari 2014 Reageren →

Thuis blijven wonen

Iedereen wil zo lang mogelijk thuis blijven wonen, ook ouderen en mensen met beperkingen. Dat is de gedachte achter het aanpassen van een aantal wetten, onder andere de WMO, de AWBZ en het scheiden van wonen en zorg. Deze wetten ondersteunen de verandering van overheidsregie naar eigen regie. Straks zijn er door deze wetten meer mogelijkheden om mensen thuis te laten wonen. Meer mensen met ondersteuningsbehoeftes kunnen dan zelf hun woonwensen realiseren met hun naasten. En daarnaast geven we ‘de markt’ de ruimte om nieuwe wonen, zorg en welzijnsconcepten te ontwikkelen, bijvoorbeeld voor de ouder wordende mens. Dat is het idee zoals de overheid het propageert.

Vastgoedmalaise

Naast alle best ingewikkelde wetswijzigingen fietst  de ‘crisis’ op de woningmarkt er door heen.  Dat is wat de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) in haar advies ‘Langer zelfstandig, een gedeelde opgave van wonen, zorg en welzijn’, http://bit.ly/KL2Chp ook constateert. Zij ziet een groeiende kloof tussen vraag en aanbod van verzorgt wonen en verwacht een tekort van 40.000 tot 80.000 passende woningen op korte termijn http://bit.ly/1ci1T2s.

De knelpunten die de raad signaleert zijn:

  • De scheiding van wonen en zorg en de decentralisatie AWBZ naar de WMO zorgen op zeer korte termijn voor een groeiend aantal mensen wat met een zorgbehoefte thuis blijft wonen en niet meer in aanmerking komt voor verzorgingshuis of verpleeghuis (NB. we zien nu al dat de indicaties voor deze woonvormen niet meer worden toegekend, nog voor de wetten van kracht zijn)
  • Deze wettelijke veranderingen zorgen ook voor leegstand van bestaand zorgvastgoed van ca. 4 miljoen m2. Her bestemmen van (zorg)vastgoed is nodig, maar dat kost tijd en die is er niet
  • Coalities tussen woningcorporaties, zorginstellingen en welzijnsaanbieders blijven achter door teveel knellende wet- en regelgeving en de tijdsdruk stimuleert concurrentie tussen deze partners met risico op kapitaalvernietiging
  • Maatschappelijke partijen durven geen investeringen te doen door de economische ‘crisis’ en de onduidelijke impact van de verschillende beleidswijzigingen en nieuwe wetten en regels

Eigenlijk zijn deze bovengenoemde knelpunten over de hele breedte van het sociale domein van toepassing. Binnen één beleidskolom bedenken we een gewenste verandering zonder daarbij integraal te kijken naar effecten in de andere kolommen. Burgerinitiatieven komen bijvoorbeeld ook moeizaam van de grond door knellende wet- en regelgeving.

Bed, bad, brood

De Rli raad adviseert het Kabinet een lange termijn visie te ontwikkelen op de verdere scheiding van wonen en zorg. Prima hoor, maar nu is er al de urgentie om gezamenlijk oplossingen te zoeken voor mensen en hun woonplekken. Veilig, beschut, beschermd wonen, het is een basisvoorziening voor je leven in bepaalde levensfase. Dat zal voor een groep mensen toch echt zo blijven. Als sociaal werker leerde ik om eerst zorg te dragen voor de basisvoorzieningen voordat je iemand verder kunt helpen. ‘Bed, bad, brood’ noemden we dat vroeger. Zorg dat iemand een dak boven zijn hoofd heeft, zijn – geestelijke- hygiëne op orde is en dat hij te eten heeft, dan praten we verder. Eerder is er geen beginnen aan. De basisveiligheid moet eerst op orde zijn. Daarom is er ook korte(re) termijn beleid nodig om te voorkomen dat mensen thuis, in de instelling of op straat verpieteren.

Van maatschappelijk aanbieden naar ondernemen

Suggestie voor maatschappelijke partijen: ontwikkel u -ook- tot maatschappelijk ondernemer. Ik zie al veel goede voorbeelden in het land waar zorgaanbieders, corporaties, gemeenten en andere ondernemers vastgoed weer van maatschappelijke waarde maken en zo behouden. Bijvoorbeeld woonzorgcentrum ‘De Wever’ waar ouderen en mensen met een verstandelijke beperking samenleven, http://bit.ly/1g6oXRW. Of ‘de Kraaipan’ in Amsterdam waar senioren samenwonen met een Marokkaanse woongroep en schizofrene mensen. Het gebouw herbergt daarnaast kantoren, een dagbestedingsvoorziening, een restaurant voor de buurt en meer http://bit.ly/1eHkNQT.

Samen voor de buurt

Sterk bij deze voorbeelden is dat de buurtbewoners er óók wat aan hebben. Misschien zijn ze wel vooraf gevraagd? Burgers uit de buurt hebben mogelijk wel goede ideeën wat er met het verpleeghuis kan gebeuren op termijn. Of hoe mensen die thuiswonen hun zorg en ondersteuning in de buurt kunnen krijgen. In Peel en Maas bijvoorbeeld hebben burgers zelf een aantal functies opgezet zoals een ontmoetingscentrum en een dagbesteding voor demente mensen uit de dorpskern, om ervoor te zorgen dat deze voorzieningen beschikbaar blijven, http://bit.ly/MAkEnB. En in Doetinchem hebben senioren dankzij hun doorzettingsvermogen nu hun eigen ontmoetingsplek http://bit.ly/1eBw5HM. Allemaal ontwikkeld in bestaand maatschappelijk vastgoed waarbij hulp van geëigende partijen zoals een gemeente, een zorgaanbieder of een corporatie niet vanzelfsprekend was.

Begin klein en denk groot

De Rli raad zegt in haar aanbevelingen niets over waarde creëren voor buurten en burgerinitiatieven. Jammer, want daar begint de verandering vaak wel. De raad adviseert wel om partijen meer de tijd te geven om de samenwerking vorm te geven, waarbij financiële prikkels kunnen ondersteunen. Prima, maar dat is weer zo’n systeemoplossing die veel gepolder en tijd kost. Zorgondernemers, vraag het gewoon de mensen zelf. Begin klein en denk later groot. Stap de drempel over naar nieuwe maatschappelijke partners en wacht niet langer. Maak van ‘het gebouw’ een ontmoetingsplek, als onderdeel van de buurt en creëer vertrouwen bij de (ouder wordende) bewoner, dan is hij binnenkort misschien al uw huidige klant in plaats van uw toekomstige klant.

 

 

 

 

 

Categorie: Geen categorie

Conceptwet WMO in 10 punten

26 januari 2014 Reageren →

Het concept van de wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) is eindelijk naar de Tweede Kamer gestuurd door het Kabinet. Zij dringt aan op snelle behandeling in de Kamer zodat er voor de zomer besluitvorming is en de wet ook daadwerkelijk van kracht gaat op 1 januari 2015. Tempo is geboden dus. De gemeenten en de gemeentelijke partners zijn gelukkig al maanden aan het voorbereiden. Zij lopen voor een deel ook al vooruit op de nieuwe wet door nu al de beleidsregels te veranderen, bedden en afdelingen te sluiten en nieuwe inkoopafspraken te maken. In mijn komende blogs ga ik hier uitgebreider op in. Eerst zet ik maar eens op een rijtje wat de kern van de conceptwet nu eigenlijk is.

Wat is eigenlijk het doel van de WMO?

De gemeente krijgt meer verantwoordelijkheden om haar burgers ‘maatschappelijk te ondersteunen’. Zij krijgt deze verantwoordelijkheid van het Kabinet omdat zij dichterbij de burgers en hun leefwereld staat, in tegenstelling tot de Rijksoverheid.
De gemeente was al verantwoordelijk voor goede en toegankelijke voorzieningen, diensten en ruimten, zoals een wijkcentrum, sporthal of diensten zoals huishoudelijke verzorging en een loket voor informatie en advies voor haar burgers. Nu krijgt zij expliciet de verantwoordelijkheid om voor mensen met een – verstandelijke – beperking, chronische psychische of psychosociale problemen of – oudere –  mensen met chronische ziektes deze voorzieningen te bieden. Zo moet zij bevorderen dat burgers met beperkingen zolang mogelijk in de eigen leefomgeving – thuis – kunnen blijven wonen en zelf regie blijven voeren over hun leven.

Hoe gaat de gemeente dit doel realiseren?

Het is een opgave voor de gemeente om het doel te realiseren. Dit kan zij alleen met burgers en haar partners in de stad en in de regio doen. Hiervoor zal zij de dialoog aangaan met burgers en partners en de verantwoordelijkheden opnieuw verdelen. Burgers gaan meer zelf oplossen in eigen kring, met familie en vrienden. Voor elkaar zorgen is de eerste stap. Daarna kunnen vrijwilligers ondersteunen, bijvoorbeeld als de ondersteuning of zorg voor familie te zwaar wordt. De gemeente faciliteert deze vrijwilligers en maakt afspraken met de organisaties die vrijwilligers ondersteunen. Lukt zorgen niet meer zelf, of met familie of vrijwilligers, dan kan de gemeente professionele zorg en ondersteuning regelen. Meer dan in eerdere wetten, zal de gemeente onderzoeken wat zorgvrager of zijn familie zelf kan betalen, voordat het gemeenschapsgeld hiervoor wordt gebruikt. Logisch, want er zijn steeds meer mensen met zorgvragen en steeds minder mensen die willen of kunnen zorgen en die belasting betalen. De combinatie van zelfzorg, eigen geld en belastinggeld moet ervoor zorgen dat mensen thuis kunnen blijven wonen met kwalitatief goede zorg en ondersteuning op maat.

Deze ‘kanteling’ – de verschuiving van regie en taken van de overheid naar de burger – is al een tijdje aan de gang, sinds de invoering van de eerste WMO in 2005, met wisselend succes. De komende periode zullen veel mensen in een korte tijd aan de slag moeten om de verandering ook echt te realiseren en ervoor te zorgen dat zorg en ondersteuning van goede kwaliteit blijven.

Hoe gaat de nieuwe wet dan bijdragen aan deze kanteling?

Hieronder leest u de 10 belangrijkste punten van de nieuwe wet:

1. 3 doelen vervangen de 9 presentatievelden in de huidige wet, zodat er meer samenhang ontstaat:

  • Bevorderen van sociale samenhang, mantelzorg, vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente en daarnaast het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld
  • Het bieden van opvang voor verslaafden, dak- en thuislozen, mensen met een verstandelijke en psychische beperking die geen behandeling hebben, slachtoffers van huiselijk geweld – vrouwen en mannen –
  • Het ondersteunen van participatie en zelfredzaamheid van mensen met een beperking of met een chronische, psychische of psychosociale problemen, liefst in de eigen leefomgeving

2. Mantelzorgers en vrijwilligers moeten meer dan nu het geval is, ondersteuning krijgen van de gemeente om hun -vrijwillige – zorgtaken te kunnen blijven uitvoeren

3. De gemeente moet voorkomen dat mensen ondersteuning nodig krijgen door meer preventieve maatregelen te -laten- treffen

4. De gemeente ondersteunt de participatie van burgers door algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen te bieden Daarbij is ook een maatwerkvoorziening beschikbaar voor opvang.

5. In de wet is een maatwerkvoorziening een individuele voorziening waarvoor indicatie noodzakelijk is en waar de burger aan meebetaalt als dat mogelijk is

6. De algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor alle burgers, soms met een lichte toegangstoets

7. De algemene voorzieningen die er al moeten toegankelijker worden voor mensen met een beperking

8. De algemene voorzieningen hebben voorrang op de maatwerkvoorzieningen

9. De gemeente krijgt een aangepaste resultaatverplichting die ruimer geformuleerd staat in de nieuwe wet om te benadrukken dat burger en gemeente samen moeten werken om het resultaat – toegenomen participatie en zelfredzaamheid – met elkaar te bereiken.

10. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit en de continuïteit van de voorzieningen binnen haar gemeentegrenzen.

Samen aan de slag

De komende periode werkt de gemeente deze punten uit in beleid en afspraken. De gemeente moet de komende periode meer dan nu gaan samenwerken haar burgers, maatschappelijke organisaties, andere gemeenten en ondernemers. Het doel van de samenwerking is beschikbaarheid en realisatie van voorzieningen en dienstverlening voor elkaar te krijgen. Voorzieningen en dienstverlening zijn bijvoorbeeld aangepaste woningen met zorg aan huis. Mijn volgende blog gaat over deze voorzieningen in relatie tot de malaise op de woningmarkt.

Categorie: Geen categorie

Gemeenteraad, stuur op de integrale leefwereld van burgers!

19 januari 2014 Reageren →

Ondersteuning en zorg zo dicht mogelijk bij de burger, en de ondersteuningstaak en het budget hiervoor bij één organisatie, dat is het idee. Dat is de gedachte achter de WMO en alle andere wetten voor het sociale domein die nu in de maak zijn. De gemeente is uitverkoren als organisatie om het sociale beleid integraal vorm te geven, waarbij maatwerk leidend is. Zij is bij uitstek de organisatie die maatwerk dicht bij de mens en zijn integrale leefwereld vorm kan geven, als dat nodig is.

Nabij de burger

Mooi voorbeeld van de gemeente ‘nabij de burger’ is de beschreven samenhang tussen de Participatiewet en de WMO, Wet Maatschappelijke ondersteuning, http://bit.ly/JYvx1K. De samenhang tussen deze wetten moet op lokaal niveau vorm krijgen omdat behoefte aan ondersteuning niet ophoudt bij de voordeur. Ondersteuning is vaak nodig in zowel de privé- als werksfeer. Mooi. Hier lijkt het erop dat de integrale leefwereld van de mens als uitgangspunt dient.

De gemeente heeft bijvoorbeeld de opdracht om onderzoek uit te voeren naar de ondersteuningsbehoefte van de burger, van zorg tot werk en inkomen. Hiervoor moet zij samenwerken met derden. Daarnaast is de functie ‘cliëntenondersteuning’ uit de WMO straks ook beschikbaar voor begeleiding en ondersteuning rondom werk en inkomen. Mooi integraal opgeschreven.

Potjes

Maar de uitwerking lijkt mij niet integraal. Er komt binnen het gemeentebudget een apart sociaal deelfonds voor alle financiële middelen van de WMO, Jeugdwet en re-integratie, maar niet voor de ‘reguliere uitkeringen voor inkomensondersteuning’. Er zijn straks nog verschillende ‘potjes’ met geld. En eigenlijk een knip in de uitvoering en tussen mensen dus, tussen ‘gewoon even geen werk’ en ‘arbeidsgehandicapten’. Tussen zorg en arbeid, zoals nu het geval is. De reden hiervan is dat de Participatiewet geen voorliggende voorziening is maar het sociale vangnet moet worden. Daar is wat voor te zeggen als er geen taakstelling was op alle terreinen. Naar mijn mening kan alleen een echt integrale benadering van mens, beperking en oplossing met ongedeeld budget een oplossing naderbij brengen.

Regio aan zet?

Een ander niet zo integraal puntje is de knip tussen lokale verantwoordelijkheid en regionale verantwoordelijkheid voor uitvoering waarmee gemeenten opgezadeld zitten. Voor met name de Participatiewet moeten zij – net als voor de Jeugdwet – regionaal samenwerken. Een groot deel van de beslissingen en besluiten over de integrale leefwereld van mensen vindt helemaal niet nabij en lokaal plaats, maar regionaal.

Gemeenteraden, stuur op de integrale leefwereld van burgers!

En dat brengt mij bij de gemeenteraden als lokale beslissers, als gekozen volksvertegenwoordiging. Zij zijn bij uitstek diegenen die het lokale belang vertegenwoordigen als volksvertegenwoordigers van hun gemeente. En het gemeentelijke sociale beleid. Ook al wordt dat steeds meer regionaal beslist en uitgevoerd. Hier is een schone taak weggelegd voor de gemeenteraden van nu en straks om tegenkracht te bieden.  Daarom 10 tips voor (toekomstige) gemeenteraadsleden en bestuurders om te kaderen en te sturen op die integrale leefwereld van hun burgers en kiezers:

  1. Voer regie op de kaders van beleid op basis van actuele kennis van zaken
  2. Vorm zelf een beeld van de doelgroepen van beleid, ook de ‘gewone burger en zijn integrale leefwereld’
  3. Zorg voor een visie op integrale sociale domein specifiek voor uw gemeente; iedere gemeente is anders
  4. Bepaal de doelstellingen van de transities en transformaties vanuit lokale kennis en ervaring
  5. Kijk voor inspiratie eens naar andere sectoren
  6. Laat effecten benoemen vanuit de leefwereld van de burgers, bij voorkeur samen burgers zelf
  7. Ontwikkel en gebruik modellen voor bestuurlijke regie voor bijvoorbeeld de toegang en zie toe op feedback en verbeterresultaten met gebruikers en uitvoerders
  8. Stel een kwaliteitskader op vanuit integraal burgerperspectief
  9. Bepaal lokale en regionale verantwoordelijkheden
  10. Stel financiële kaders vast met een transparante verantwoordingscyclus

Gemeenteraden, stuur op de integrale leefwereld van burgers! Bijvoorbeeld door de tips hierboven. Heeft u goede voorbeelden of tips? Ik hoor, lees en deel ze graag!

Categorie: Geen categorie

Menselijke maat in de buurt

10 januari 2014 Reageren →

Ook benieuwd wat 2014 nu echt gaat brengen voor het sociale domein? Eén ding is wel duidelijk: de ‘zorg’ moet terug naar wijk, met wijkzuster, sociale huisarts. Terug naar de menselijke maat in de buurt. Doel van deze buurtaanpak: goedkoper en beter buurtnabije zorg realiseren. Zodat de mensen zelf, met hun eigen netwerk, desnoods samen met de professionals invulling geven aan deze buurtzorg. Mooi idee, maar hoe gaan we dat dan bereiken?

Van schotten schuiven..

Het regeerakkoord, gemeentelijke plannen gaan uit van bestaande systemen en schotten. De schotten worden wat verplaatst. Maar het echte verbinden van zorg, welzijn, werken, wonen, leven, zoals jij en ik ons leven leven, dat lees ik er niet in. De regering blijft denken vanuit systemen en niet vanuit de leefwereld van mensen. Zo komt er geen echte oplossing nabij.

…naar mensen verbinden

Het verbinden van sectoren en hun mensen is een voorwaarde om buurtnetwerken te realiseren en besparingen mogelijk te maken. Bijvoorbeeld voor overlastgevende jongeren in de buurt die op school horen te zijn. Overheid, onderwijs, zorg, welzijn en werk zijn de sectoren (lees ook: loketten, beleidsterreinen, mensen, indicaties, formulieren enzovoorts) waar we het over hebben die ‘er wat mee moeten’, met deze jonge mensen. Of ‘het verbinden’ van GGZ-cliënten met hun buurt, die een netwerk moeten krijgen omdat ze thuis worden behandeld, en niet langer in de instelling. En voor wie het nog de vraag is of er straks nog een dagbesteding is, gezien de bezuinigingen. MOOI bijvoorbeeld De verschillende geldstromen, schotten en regels en daarmee ook de veelheid aan belangen van organisaties en mensen maken het daadwerkelijk binden van mensen in de buurt moeilijk, zoals Dik Hooimeijer van MOOI ook constateert (@dikhooimeijer). MOOI heeft een jarenlange ervaring van het verbinden van mensen in de Haagse (achterstands)buurten en voert diverse ‘verbindingsprojecten’ uit, bijvoorbeeld met de Jeugdzorgpartners uit de regio.

Kennis en ervaring voorwaarde voor verbinden

Gemeenten bezuinigen hun kennis en ervaring van de buurten weg, door het welzijnswerk te korten. Daarbij vergeten ze dat deze kennis en ervaring essentieel is om buurtnetwerken te realiseren. En wie heeft dan straks deze kennis ervaring nog wel, als de welzijnswerkers weg zijn? Laten we eerst eens in gesprek gaan met elkaar om dan echt te verbeteren en besparen!

Kennis nemen van elkaar

Om kennis te nemen van elkaars werk, kennis en vaardigheden, houd ik interviews met mensen die professioneel bezig zijn in het sociale domein: zorg, welzijn, onderwijs, overheid.  Zij hebben dagelijks te maken met het gebrek aan verbindingen tussen sectoren en mensen.  En ik vind het heel belangrijk dat er gesproken wordt met- in plaats van over de professionals en burgers die het doen. Zo leren we hoe het écht beter kan. De blogs van hun verhalen lees je op deze site.

Hoe groot kan je in het klein zijn?

En wat heb ik daar tot nu toe van geleerd? Om samenvattend af te sluiten met de woorden van Dik: ‘Hoe groot kan je in het klein zijn’?: maak het eenvoudig, dicht bij de mensen om wie het eigenlijk gaat! Ga uit van hun leefwereld. En vraag het hen als je het niet helemaal begrijpt! drs. Inge van Dommelen RegieAdvies; voor meedoen en meeleren.

Categorie: Geen categorie

  • 1
  • 2
  • Volgende »

Regieadvies

Inge van Dommelen
Beresteinseweg 16
1217 TJ Hilversum

ingevandommmelen@regieadvies.nl
+31 6 383 029 25

  • LinkedIn

Privacyverklaring

© 2025 RegieAdvies | Ontwerp & realisatie: Marleen de Korver Webcommunicatie ★ WordPress